Een meisje onderweg, samen met haar grote broer, alleen met zijn tweeën. Vader en moeder zaten gevangen, vader in de buurt van het dorp waar ze woonden, moeder in het vrouwenkamp in Ravensbrück. In haar hand had het meisje een koffer. In de koffer wat kleren, een boek, een souvenirtje van thuis. De bestemming was Theresienstadt, een dorp in voormalig Tsjechoslowakije.
In het dorp waar ze vandaan kwam voelde ze zich thuis. Ze had er haar familie, haar vriendinnen haar school. Tot in Duitsland één iemand besloot dat Joden minderwaardig waren en geen rechten hadden, dat ze afgevoerd moesten worden, weg. Waarom?